Vrijstellingen bij de talen

Laatst bijgewerkt op

Voor leerlingen met dyslexie kan het nodig zijn dat ze gebruikmaken van compenserende dyslexiehulpmiddelen of andere aanpassingen om het onderwijs op hun eigen niveau te volgen. In sommige gevallen is het nodig vrijstellingen te verlenen voor delen van het onderwijsprogramma of de inhoud van het onderwijsprogramma aan te passen (lees meer bij Leren | Dyslexie en moderne vreemde talen. Dit is een vorm van dispensatie. In dit artikel gaan we in op de mogelijkheden van dispensatie voor leerlingen in het voortgezet onderwijs. 

Dispensatie moet gezien worden als eindpunt op een continuüm van begeleiding en toetsfaciliteiten. Dat betekent dat er eerst ingezet wordt op compensatie (faciliteiten) en begeleiding voor het betreffende vak voordat er wordt overgegaan op (gedeeltelijke) dispensatie. Het is belangrijk om deze dispensatie goed te onderbouwen. Een dispensatieprotocol kan hierbij helpen (lees meer bij Handreiking | Dispensatieprotocol in het voortgezet onderwijs). Er zijn ook mogelijkheden om dyslexiehulpmiddelen dispenserend in te zetten. Aanpassingen bevorderen de zelfredzaamheid van de leerling en zorgen ervoor dat de leerling minder last heeft van de problemen. Lees ook hoofdstuk 9 van het Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs (2013).

Dispensatie

Aanpassingen in de vorm van dispensaties betekenen dat een leerling wordt vrijgesteld van bepaalde geldende eisen. Bij het vaststellen van dispensaties moet het toekomstperspectief van de leerling centraal staan. Voor taken die de leerling bij het eindexamen of in een vervolgopleiding uit moet kunnen voeren, moet een school geen dispensatie verlenen. Bij dergelijke taken moet worden nagegaan met welke hulpmiddelen of andere aanpassingen een leerling deze wel kan uitvoeren.

Voorbeelden van dispensaties zijn:

  • vrijstelling van voorleesbeurten;
  • vrijstelling van spellingtoetsen (echter niet wanneer deze in het schoolexamen zitten);
  • de omvang van de boekenlijst verminderen;
  • vrijstelling van een moderne vreemde taal (behalve Engels)

Geen vrijstelling voor Nederlands, Engels of Fries

Vrijstelling voor Nederlands, Fries (onderbouw) en Engels is niet mogelijk. Nederlands en Engels zijn verplichte vakken voor alle leerlingen; het minimale niveau dat leerlingen moeten behalen is vastgelegd in de kerndoelen. Artikel 2.2 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 en artikel 2.18 van de WVO 2020 bieden weliswaar ruimte om in individuele gevallen ontheffing te verlenen voor onderdelen van de kerndoelen, maar dit heeft alleen zin voor onderdelen van vakken die in de onderbouw worden afgesloten. Bovendien moet een commissie ingesteld worden die het bevoegd gezag (schoolbestuur) adviseert over de aard van de afwijkingen. Nederlands en Engels zijn verplichte eindexamenvakken. Voor exameneisen kan geen ontheffing worden verleend. Er bestaat een mogelijkheid om Engels of Nederlands op een lager niveau af te sluiten, maar dan zal een diploma op dat lagere niveau afgegeven worden. Binnen de havo en het vwo bestaat de kernvakkenregeling: leerlingen kunnen alleen slagen met minimaal een 5 en twee voldoendes voor deze vakken.

Vrijstelling voor een tweede moderne vreemde taal

Moderne vreemde talen maken een belangrijk deel uit van het curriculum. Er zijn verschillende opties om rekening te houden met de mogelijkheden van de leerling met een beperking met inachtneming van de eisen in het onderwijs en in de wijze van examinering. Lees hier meer over bij Toetsen in het voortgezet onderwijs, Examens in het voortgezet onderwijs en Ondersteuning van leerlingen met dyslexie.

In onderstaande figuur wordt weergegeven wat de mogelijkheden zijn voor vrijstellingen voor een tweede moderne vreemde taal. In de rest van dit artikel wordt dit toegelicht.

Aangepast programma vreemde taal

Onderbouw

In de eerste twee leerjaren van het vmbo is Frans óf Duits als tweede moderne vreemde taal (naast Engels) verplicht (behalve bij vmbo-bb). Een aangepast programma is wel mogelijk (zie hieronder). Dit betekent dat leerlingen verplicht zijn, enkele uitzonderingen daargelaten (zie daarvoor Artikel 2.4 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020), een tweede moderne vreemde taal te volgen (Engels is de eerste moderne vreemde taal), maar een derde moderne vreemde taal is niet verplicht. Een leerling hoeft dus niet zowel Frans als Duits te volgen.

In de eerste drie leerjaren van havo en vwo zijn zowel Frans als Duits verplicht. Er kan geen ontheffing worden verleend aan leerlingen met dyslexie (artikel 2.3), maar een aangepast programma is wel mogelijk voor Frans en/of Duits, dit wordt ook wel gedeeltelijke dispensatie genoemd (zie hieronder). Ontheffing kan wel worden verleend wanneer de leerling onderwijs volgt in een andere vreemde taal, zoals Spaans (zie hiervoor lid 2 van artikel 2.3).

Aangepast programma in de onderbouw

De school kan in de onderbouw van vmbo, havo en vwo wel zelf invulling geven aan het onderwijs in die tweede moderne vreemde taal, omdat er (met uitzondering van Engels) geen kerndoelen zijn voor de moderne vreemde talen (Artikel 2.13 Wet voortgezet onderwijs 2020). Het is wel belangrijk dat de school rekening houdt met de doorstroommogelijkheden van de leerling. De school moet hier dus heel zorgvuldig mee omgaan, omdat de Inspectie zegt dat je alle leerlingen in staat moet stellen om het vak in de bovenbouw te kiezen. Scholen moeten kunnen aantonen dat ze de leerling in staat stellen (binnen zijn beperkingen) de hoogst mogelijke doelen te halen. Belangrijk daarbij is dat scholen voordat ze kiezen voor in dit geval gedeeltelijke dispensatie eerst inzetten op begeleiding bij een vak en gebruik van compenserende faciliteiten. Dyslexie hebben betekent namelijk niet dat je helemaal geen vreemde taal kunt leren. Een eigen dispensatieprotocol kan helpen bij het maken van deze keuze. Deze kan dan als toetssteen gebruikt worden bij (gedeeltelijke) dispensatievraagstukken. Wanneer er bijvoorbeeld vanuit ouders een vraag komt voor gedeeltelijke dispensatie is het belangrijk deze vraag zorgvuldig te onderzoeken en niet te snel over te gaan op dispensatie. In deze handreiking worden aandachtspunten en tips gegeven voor het opstellen van zo'n dispensatieprotocol.

Wanneer de school besluit tot aanpassing van het lesprogramma voor een taal in de onderbouw dan hoeft de school vooraf geen toestemming te vragen aan de Onderwijsinspectie. Wel moet de school kunnen aantonen dat de leerling nog onderwijs volgt in de betreffende taal. Scholen kunnen de kerndoelen voor Engels gebruiken als leidraad voor het onderwijs in andere moderne vreemde talen door overal waar «Engels» staat de benaming van de desbetreffende andere moderne vreemde taal te lezen. Bij de aanpassing van een moderne vreemde taal is het aan te raden de kerndoelen voor Engels te bekijken en op basis daarvan een passende invulling voor de betreffende leerling in te richten. Er kan dan bijvoorbeeld meer nadruk worden gelegd op mondelinge communicatie en minder op lees- of schrijfvaardigheid. Daarbij moet worden gekeken welke doelen haalbaar zijn. De school moet goed vastleggen welke keuzes worden gemaakt en waarom. Ook dienen de vorderingen van de leerling te worden vastgelegd.

Ook het aantal uren dat aan de talen besteed moet worden is niet voorgeschreven, noch is voorgeschreven dat iedere taal in ieder leerjaar aan de orde komt. De bedoeling van de verplichting van artikel 2.3 Uitvoeringsbesluit WVO 2020 voor havo en vwo en artikel 2.4 lid 1 voor het vmbo is dat de leerlingen kennis maken met de talen.

In dit artikel staan voorbeelden van hoe je deze gedeeltelijke dispensatie kunt onderbouwen en hoe je een aangepast lesprogramma kunt bieden: Leren | Dyslexie en moderne vreemde talen.

Bovenbouw

Vrijstellingen voor of aanpassingen van het onderwijs in een tweede moderne vreemde taal in de onderbouw, hebben consequenties voor de profielkeuze in de bovenbouw. Bij de profielen Economie (vmbo-tl), Economie en Ondernemen (E&O) en Horeca, Bakkerij en Recreatie (HBR) (vmbo-bb/kb/gl) kunnen ze Frans of Duits omzeilen door wiskunde te kiezen.

In de bovenbouw van het vmbo (artikel 2.33) zijn er weinig mogelijkheden tot ontheffingen geregeld, omdat er in de verschillende sectoren veel keuzevrijheid is. Het probleem kan meestal worden omzeild door een vak (lees: Frans of Duits) niet te kiezen.

De mogelijkheden voor ontheffing bij havo en vwo staan beschreven in artikel 2.9. Havoleerlingen kunnen de tweede moderne vreemde taal vermijden door een ander profiel te kiezen dan Cultuur en maatschappij. Havoleerlingen die een aangepast programma voor Frans EN Duits hebben gevolgd, kunnen dus kiezen voor de profielen Natuur en Techniek, Natuur en Gezondheid en Economie en Maatschappij. Binnen deze profielen is een tweede moderne vreemde taal niet verplicht.

In de bovenbouw van het vwo is in het gemeenschappelijke deel een tweede moderne vreemde taal verplicht. De tweede moderne vreemde taal kan dus niet vermeden worden door een profielkeuze, maar voor vwo-leerlingen op het atheneum is een ontheffingsmogelijkheid geregeld in de wet (lid 1 van artikel 2.9). Voor leerlingen op het gymnasium is geen ontheffingsmogelijkheid geregeld, omdat daar de klassieke taal in plaats van de tweede moderne vreemde taal komt.

Ontheffingsmogelijkheid Atheneum

In de volgende gevallen kan het bevoegd gezag voor atheneumleerlingen ontheffing voor de tweede moderne vreemde taal verlenen (lid 1 van artikel 2.9). Namelijk als leerlingen:

  • een stoornis hebben die specifiek betrekking heeft op taal of een zintuiglijke stoornis die effect heeft op taal;
  • een andere moedertaal hebben dan de Nederlandse taal of de Friese taal;
  • onderwijs volgen in het profiel Natuur en Techniek of het profiel Natuur en Gezondheid en het onderwijs in de taal verhindert naar verwachting een succesvolle afronding van de opleiding.
    • Let op, het gaat hierbij om drie verschillende gevallen waarin ontheffing mogelijk is (lees 'of' tussen de drie punten). Wanneer een van de drie punten van toepassing is bij een leerling, is ontheffing dus mogelijk. 

Het is de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van de school om per geval de mogelijkheden voor vrijstelling te bekijken en de afweging zorgvuldig te maken. De leerling moet in plaats van de taal een vervangend vak kiezen met een normatieve studielast van ten minste 440 uren. De keuze is afhankelijk van het aanbod van de school. Er is geen toestemming van de inspectie nodig en er hoeft ook geen melding gemaakt te worden bij de inspectie. Wel moet je deze ontheffing vastleggen in het leerlingdossier, omdat een school moet kunnen aantonen op grond waarvan bepaalde leerlingen een ontheffing voor de tweede moderne vreemde taal op het atheneum heeft gekregen en welk ander vak daarvoor in de plaats wordt gevolgd. Wanneer het gaat om aanpassingen aan het onderwijsprogramma of om vrijstellingen van (onderdelen van) bepaalde vakken is het van belang om goed de doorstroommogelijkheden van de leerling in het oog te houden.